Het ‘gooi het er maar uit’ heeft veel met me gedaan afgelopen weken. De herinneringen vlogen me aan en ik werd er bepaald niet vrolijk van. Dat heeft het thuisfront hier ook goed geweten.
Ook al ging ik met een donkere bril door de dagen heen, er was aan de andere kant wel de opluchting dat ik het eruit had gegooid. Ook al is het nog maar een klein deel van het verhaal.
Niet alleen via mijn blog, ook tijdens gesprekken met mensen ben ik niet meer terughoudend over die periode maar vertel ik meer wat er is gebeurd. En langzaam geeft het me rust. Ik merk dat ik, ook al is een groot aantal zaken niet veranderd en dus niet opgelost, me er veel meer in kan berusten en van me af kan zetten.
En ik merk dat het weer begint te kriebelen. Ik wil wel weer iets doen. Anders dan koekjes bakken. Anders dan elke dag boodschappen doen. Anders dan elke dag denken ‘morgen strijk ik wel’.
Ik wil er weer bij horen, het verschil gaan maken, voor klanten, voor collega’s. De deur uit, en ’s avonds thuis komen, vol energie en vertellen over wat er zo goed ging die dag.
Natuurlijk, ik weet het, niet te hard van stapel. Doe ik niet, echt. Ik begin volgende week met een dag. Kijken hoe ik me het best nuttig kan maken zonder te veel verwachtingen te scheppen, zonder mezelf al teveel druk op te leggen.
Maar ik ga het doen. Die bodem van de put, die ken ik nu wel. Ik ben mezelf daar tegen gekomen, heb gehuild, geschreeuwd en getierd. Maar nu is het tijd de ladder vast te pakken en de eerste treden te beklimmen.
Ik kom eraan!